Management van een pasgeboren nestje
Heel veel problemen die we zien bij pasgeboren pups, kunnen eigenlijk vermeden worden door een beter opvolging en door op voorhand goed na te denken over de preventie ervan. Er zijn een heel aantal zaken die ruim voor de loopsheid en dekking van de teef in orde moeten zijn om te zorgen voor een gezond nest. Hier gaan we eerst even bij stilstaan en daarna bespreken we de zorg van de pups zelf.
Preventie van problemen:
1. Voorbereiding:
-De minimumleeftijd om te starten met een nestje is 18m voor kleine rassen en 24m voor grote rassen. De teef moet eerst zelf volgroeid zijn. Zo kan ze het calcium uit haar voeding gebruiken voor eigen ontwikkeling, anders wordt haar calcium gebruikt voor de groei en ontwikkeling van de pups.
-Genetische testen: steeds meer kunnen ziekten die voorkomen bij een bepaald ras genetisch getest worden. Dit is niet altijd verplicht maar toch ten sterkste aan te raden. Vb Ichtiosis bij de golden of eic bij de labrador. Het is niet zo dat dragers niet gebruikt kunnen worden voor de fok, ze mogen enkel niet gecombineerd worden met een hond die ook drager is. Als alle honden die drager zijn uitgesloten worden voor de fok, wordt de genetische poule veel te klein en zullen andere problemen in het ras opduiken. Gezond verstand en afwegen wat belangrijk is, dat is de taak van jullie als fokker! Jullie staan in voor de verdere gezondheid van jullie ras. Neem deze verantwoordelijkheid!!
-Algemeen bloedonderzoek van de teef: om zeker te zijn dat er geen afwijkingen zijn, vb nier- of schildklier-problemen. Een hond met lichte nierinsufficiëntie, kan tijdens de dracht acute problemen krijgen.
-Klinisch onderzoek van het teefje: gewicht, controle melklieren, bij eerste nestje vaginale onderzoek (hymen, aangeboren abnormaliteiten)
2. Vaccinatie:
Zorg voor een recente vaccinatie vóór de loopsheid: Dit zorgt voor een goede kwaliteit colostrum en daardoor een goede afweer bij de pups! Zeer belangrijk! Je mag de teef niet meer vaccineren van zodra ze loops is. Aangezien veel vaccins levend verzwakt zijn, zouden ze schade kunnen berokkenen aan het zich ontwikkelende embryo. Vaccinatie tegen Herpes gebeurt wel tijdens de loopsheid en op het einde van de dracht. Herpes vaccinatie is ten zeerste aan te raden bij jonge teefjes. Vaak zijn oudere teven reeds immuun. De immuniteit van het vaccin is zeer kort, na enkele maanden is er geen bescherming meer. Eventueel kan getest worden of een teef al dan niet antistoffen heeft voor Herpes.
3. Ontworming:
Een goede ontworming bij de teef zorgt voor een lagere besmetting bij de pups. Hoe goed je de teef ook ontwormt, er zal altijd een minieme besmetting zijn bij de pups. Er komen nl. larven vrij die ingekapseld waren in de darmwand bij de teef tijdens de partus. De pups worden dan in de vagina of via de melk besmet. Bepaalde ontwormingsmiddelen gaan al een deel van deze ingekapselde larven mee afdoden, maar nooit alle stadia. Milbemax®en Profender® zijn hiervoor het meest geschikt. Ideaal is 2 weken voor de partus, 2d na de partus en 2 weken na de partus het teefje te ontwormen. De pups worden voor het eerst op 2 weken ontwormd, daarna om de 2 weken tot het spenen.
4. Voeding van de teef tijdens de dracht en lactatie:
Heel belangrijk is een goede bodyconditie. Die zou al in orde moeten zijn voor de dekking. Vanaf 5-6w dracht wordt de voeding van de teef best aangepast. Een junior voeding of een voeding voor sporthonden heeft de voorkeur, dit wel afhankelijk van de conditie van de teef. Vanaf week 7 wordt het dieet met 25-100% verhoogd afhankelijk van de teef en het aantal pups. Tijdens lactatie kan de teef tussen week 2 en 4 tot 300% meer voeding nodig hebben dan zonder pups. Belangrijk zijn de volgende verhoudingen:
-ca/p ratio: 1:2-1:1
-minimum 22% eiwit
-minimum 15% vet
-omega6/omega3 met als verhouding 5/1-10/1 (de meeste voedingen zitten op een ratio van 2/1 dus best supplementeren!)
-rauwe voeding best vermijden na 1maand dracht: indien korrels niet lukken best eten koken.
5. Ochtendmisselijkheid:
Kan voorkomen na 2-3w dracht, eventueel kan medicatie gegeven worden om dit te verhelpen (ondansetron). Op het einde van de dracht kan de teef braken door plaats tekort, de pups duwen tegen de maag en veroorzaken misselijkheid. Het is heel belangrijk dat teefje blijft eten! Als het teefje te weinig eet treedt er groeirestictie op bij de pups, gaat haar bodyconditie achteruit, geeft ze achteraf minder melk, is ze zwakker tijdens de partus en kan er in erge gevallen zwangerschapsdiabetes of zwangerschapstoxemie optreden.
6. Supplementen:
Foliumzuur: 400-800microgram/dag, geen ca supplementatie, probiotica met enterococcus faecium (fortiflora), omega6/omega3 (visolie). Door op het einde van de dracht en tijdens de lactatie Fortiflora bij te geven, wordt de kans op baarmoederontsteking en mastitis duidelijk verlaagd.
7. Beweging:
Is goed, niet overdrijven, zwemmen mag in proper water, niet springen (trauma buik vermijden)
8. Stress vermijden
Veel stress geeft stijging van cortisol gehalte. Hierdoor kan, indien de stress chronisch is, abortus optreden. Het geeft ook angstige pups. Hier speelt de selectie van de juiste fokteef ook een rol. Erg angstige teven zijn geen goede fokteven…
De geboorte
–Voorbereiding partus:
1. Omgeving voor teef: stress moet vermeden worden. Stress kan de partus doen stilvallen of het moedergevoel bemoeilijken. Een voldoende grote werpkist moet reeds een tijd voor de partus geïntroduceerd worden, zodanig dat het teefje kan wennen aan haar nieuwe plaats.
2. Temperatuursdaling: 24 u tot 48u voor het op gang komen van de bevalling is er een daling van het hormoon progesteron. Deze daling zorgt voor een daling van ongeveer 1°C in de temperatuur van de teef 12-24u voor de partus. Dit kunnen we meten en zo kunnen we de partus beter voorspellen. De temperatuur moet minstens 3x per dag genomen worden, anders kan het zijn dat je de daling mist. Als je een daling waarneemt, best na 1 uur nogmaals meten om zeker te zijn. De temperatuur kan ook lager zijn als je met de thermometer in lucht of stoelgang zit.
–Verschillende fases van de partus:
1. Ontsluitingsfase: opengaan van de baarmoederhals. Duurt 1-36u, hijgen, pijn, onrustig, slijmprop komt vrij (soms reeds 1w voor de partus)
2. Uitdrijving van de pups: 1-24u, start bij het breken van het vruchtwater
3. Uitdrijving van de nageboortes: soms na een pup, soms eerst een paar pups zonder nageboortes. niet erg als niet alle nageboortes uitgedreven worden, geeft zelden problemen en komt meestal na een tijdje vanzelf af.
–Wanneer moeten we ons zorgen beginnen maken om een niet vorderende bevalling?
Duur dracht:
>67d na LH piek
>65d na ovulatie
>72d na dekking
Als er >4u tussen de geboorte van de eerste pup en het breken van het vruchtwater zit. Zolang er geen groene uitvloei is, kan je nog afwachten, maar gemiddeld verwachten we nu wel snel een eerste pup.
>30 min persen zonder dat er een pup komt. Dan best even vaginaal voelen of je al een pup voelt zitten.
>2u tussen 2 pups. Zeker in het begin van de bevalling verwachten we dat de pups sneller na elkaar komen. Op het einde kan er wat meer tijd tussen zitten.
Groene uitvloei voor de geboorte van de eerste pup. Dit is altijd een reden om te bellen! Groene uitvloei wijst op loslating van de nageboorte. Hierdoor kan de pup in zuurstof tekort komen. Als dit gebeurt dan mag je vaginaal voelen, als er snel een pup geboren wordt is het geen probleem, anders zal het keizersnede worden.
Licht rode bloederige uitvloei: als er bloederige uitvloei is tijdens de partus is dit altijd donkerrood van kleur. Licht rood bloed wijst op een scheur en bloeding vanuit de baarmoeder, vagina of nageboorte. Dit moet altijd gecontroleerd worden.
Abnormale tekenen van buikpijn of een slechte algemene toestand van de teef (bleke slijmvliezen, suf): kan een torsie van de baarmoeder zijn.
Abnormaal gedrag tijdens of na de partus: plots niet meer bij de pups willen, agressie, beven: kan wijzen op ca tekort.
In al deze gevallen moet het teefje grondig onderzocht worden, hartslag, slijmvliezen, algemene toestand, vaginale controle. Daarna controle van de pups met echografie: hartslag pups moet boven de 190bpm zijn. Anders is dit een teken van stress, waarschijnlijk ten gevolge van zuurstof tekort. Zuurstof tekort zorgt voor een tragere hartslag om het lichaam te beschermen. We bekijken ook de placenta-aanhechting en het vruchtwater.
Indien nodig moet er ingegrepen worden met medicatie of keizersnede…
De eerste zorgen voor de pasgeboren pups:
De pups worden geboren, wat moeten we doen? 5-15% van de pups sterven de eerste 4 weken. Dit is een hoog percentage. Pasgeboren pups zijn zeer afhankelijk van hun omgeving. Als we zorgen voor een ideale omgeving kunnen we veel problemen voorkomen!
1.Pup uit de vruchtvliezen halen indien nodig.
2. Droog en warm: zo snel mogelijk de pup afdrogen en zorgen voor een warme omgeving. De gezonde pasgeboren pup heeft felrode tong en slijmvliezen. De temperatuur van een pasgeboren pup ligt tussen 35.5°C en 36.5°C. Een pup die te koud is na de geboorte, zal minder snel ademen, zal hierdoor zuurstof te kort krijgen, een vertraagde hartslag en hierdoor opnieuw minder zuurstoftransport door het lichaam…een vicieuze cirkel waar de pup zelf niet uitkomt… Een pup die duidelijk kleiner is dan zijn nestgenootjes is extra gevoelig voor afkoeling. Nuttig is een aantal pups temperaturen om te weten of je temperatuur in het nest goed is. Heeft een pup een temperatuur van 37°C of hoger, dan weet je dat je lamp hoger mag hangen.
3. Een pup altijd afdrogen met het kopje naar beneden, zo kunnen de slijmen in de luchtpijp vrijkomen. Vroeger werd er voorzichtig geschud met de pup, dit wordt niet meer gedaan aangezien er soms hersenbeschadiging optrad. Wij zijn niet puppy’s vriendje het eerste half uur na de geboorte!! Er mag hard gewreven worden op de pup. De bedoeling is de ademhaling te stimuleren, de pup te drogen en compressie en expansie van de borstkast. We willen een piepende pup, die zet zijn longen goed open.
4. Gebruik opgewarmde handdoeken (microgolf)
5. Te veel aan slijmen kunnen met een neuspeertje aangezogen worden. Zo komt de ademhaling beter op gang. Dit doe ik zelf meestal niet. De peertjes worden vaak snel vuil en er is ook een risico dat je maagsap aanzuigt.
6. Als de pup niet ademt moet mond op mond beademing gegeven worden. Niet te veel kracht gebruiken, net genoeg tot de borstkast open gaat. Ook als ze een happende ademhaling vertonen. Voldoende zuurstof zeer belangrijk voor de pasgeboren pup!! Bij mond op mond zorgen voor een gestrekte hals (minder lucht in de maag). Vaak maar 1 of 2 keer nodig. Wacht er niet te lang mee, je kan niets verkeerd doen als je zachtjes blaast.
7. De navelstreng wordt normaal door de teef afgebeten. Als deze niet bloedt moet je niets doen. Als er wel een bloeding is, moet je zo snel mogelijk een draadje (naaigaren) rond de navelstreng binden om het bloeden te stoppen. Ontsmetten is niet nodig.
8. Controleren voor open gehemelte of andere uitwendig zichtbare aangeboren afwijkingen (atresia ani).
9. Heel belangrijk is de pups te identificeren. Dit kan met verwarmde wasco of met een touwtje rond de nek.
10. Uiteindelijk kan de pup gewogen worden. De eerste week doen we dat 1 à 2 keer per dag. Dit wordt best bijgehouden in een tabel, zo kan je zeer snel zien welke pup het minder goed doet en kan je deze wat meer aandacht geven. Een pup die vermagerd is of waar het gewicht gelijk gebleven is moet extra aangelegd worden. Vaak is er reeds 24u voor je iets aan de pup zou merken, een stagnatie van het gewicht. Dit is dus het eerste teken dat er iets scheelt met een pup!!
Gedrag in de werpkist:
1. Pasgeboren pups moeten elke 1-2 uren drinken en de rest van de tijd slapen. Als ze heel de tijd drinken is er of te weinig melk of te zwakke zuigreflex.
2. Als ze slapen is er 90% van de tijd beweging tijdens het slapen. Kleine plotse bewegingen tijdens de slaap zijn normaal tot 3w (= activated sleep). Een pup die heel de tijd stil ligt te slapen is niet normaal!!
3. Pasgeboren pups kunnen ruiken en warmtebron vinden: naar de teef kruipen
4. Pups moeten in het midden van de werpkist liggen, bij elkaar, maar niet op elkaar. Indien ze allemaal op elkaar liggen hebben ze het waarschijnlijk te koud. Indien ze verspreid liggen aan de zijkant van de kist hebben ze te warm.
5. Onrustige piepende pups moeten onderzocht worden, kan op pijn wijzen, gasvorming, obstipatie, honger, te warm, …
Fysiologie en ontwikkeling van de pasgeboren pups:
Pasgeboren pups zijn volledig afhankelijk van de teef, de fokker en hun omgeving. Ze zijn in veel opzichten erg verschillend van volwassen honden. Het is belangrijk deze verschillen te kennen om problemen te kunnen voorkomen. Als je weet hoe een gezonde pup zich gedraagt in het nest, zal je sneller een zieke pup herkennen.
Geboortegewichten zijn afhankelijk van het ras. Voor een toy ras is dit ongeveer 80g, klein ras 120g, medium ras 240g, groot ras 480g en een giant ras 700g. een pup die veel minder dan het gemiddelde voor zijn ras weegt bij de geboorte heeft een veel hogere kans op sterfte. Ze zijn sneller afgekoeld en hebben minder reserves. Hierdoor komen ze sneller in suiker tekort.
Een pup mag 10% afvallen de eerste dag na de geboorte, daarna moet hij 10% per dag bijkomen. Een pup die niet bijkomt moet extra in de gaten gehouden worden en moet tot 3 keer per dag gewogen worden. Met een nauwkeurige weegschaal kan de pup voor en na het drinken gewogen worden om te zien of hij voldoende gedronken heeft. Een pup met honger zal onrustig zijn en piepen. Eventueel moet hij met de fles bijgevoerd worden. Een pup mag ook niet te veel bijkomen. Pups die meer dan 20% van hun gewicht bijkomen per dag, zullen veel kans hebben om later obees te worden of zwemmer te worden. Deze laatste pups kunnen moeilijk stappen, hun borstkast is vaak plat en hun achterpoten glijden uit naar opzij. Gebeurtenis |
Leeftijd |
||||
Navelstreng valt af |
2-3 dagen |
||||
Ogen openen |
5-14 dagen |
||||
Uitwendige gehoorgang opent |
6-14 dagen |
||||
Extensoren dominant |
5 dagen |
||||
Kruipen |
7-14 dagen |
||||
Stappen, zelfstandig urineren en defeaceren |
14-21 dagen |
||||
Htc/RBC zoals volwassen |
8 weken
|
De normale reflexen:
De belangrijkste reflex bij een pasgeboren puppy is de zuigreflex. Deze is zeer sterk aanwezig tot 4 weken. De eerste 4 à 5 dagen hebben de buigers de overmacht, na 5 dagen zijn de strekkers dominant. Dit zorgt ervoor dat wanneer je een pup opneemt onder de kop, de eerste 5 dagen de pup de wervelkolom en de achterpoten zal buigen, terwijl na 5 dagen ze juist gaan strekken.
De belangrijkste sensorische reflex bij pasgeboren puppies is de ‘rooting reflex’. Als de pup met zijn snuit tegen je hand wordt gelegd, moet hij beginnen duwen in de richting van je hand. Dit is belangrijk in het zoeken naar de tepel. Deze reflex is vooral sterk aanwezig de eerste 2 levensweken en wordt dan zwakker om na 25 dagen helemaal te verdwijnen.
-De temperatuur van de pasgeboren pups:
Een pasgeboren pup heeft een temperatuur van 35.5°C. Het lijkt moeilijk de temperatuur te nemen van zo’n pasgeboren pupje, maar dat is het niet en misschien is het wel eens goed dit als steekproef te doen na de geboorte. Heel vaak zien we dat tijdens de partus er wat minder aandacht is voor de pasgeboren pups omdat de teef nog volop bezig is met de bevalling. Ze is onrustig en draait rondjes. De pups zijn dan vaak nog nat en koelen zeer snel af. Een zwakker pupje kan hierdoor een slechte start krijgen en de dagen erna problemen krijgen. Het is best de reeds geboren pups wat apart te leggen in een warm en droog mandje in de werpkist als de teef dit toelaat. Op een rustig moment kan de teef ze dan likken en melk geven.
De pups kunnen pas rillen na 1week. Ze zijn voor hun temperatuur volledig afhankelijk van hun omgeving.
De vochtigheid is ook zeer belangrijk en wordt vaak vergeten. Bij de gezonde pup is een vochtigheid van 55-65% ideaal. Bij een ziek pup of een premature pup mag dit stijgen tot 90%. Een hoge vochtigheid zorgt voor minder uitdroging bij de pups.
Als een pup afkoelt zal hij minder bewegen, zijn hartslag gaat naar beneden, de ademhaling wordt trager en zijn darmen vallen stil. De pup wordt verstoten door de teef en zo gaat het snel mis. Een koude pup moet altijd eerst opgewarmd worden voor hij melk krijgt. Traag opwarmen is zeer belangrijk. Leg hem nooit op een warmtebron, zoals een warme handschoen met water. De pup is niet beweeglijk genoeg om zelf van de warmtebron te kruipen als hij te warm heeft. De beste manier om een pup op te warmen is hem op je huid leggen.
Veel virussen, waaronder Herpes virus, zullen niet vermenigvuldigen als de temperatuur hoog genoeg is. Reden genoeg dus om zeer goed te letten op een aangepaste temperatuur voor de pups!!!
Opname van colostrum, de eerste melk:
Enkel 10% van de afweer die de pup nodig heeft komt via de nageboorte, de overige 90% moet opgenomen worden door het drinken van colostrum. Het is daarom van levensbelang voor de pup dat hij voldoende colostrum kan opnemen binnen de 6-12 uur na de geboorte. Het is daarom ook heel erg belangrijk de colostrumopname te controleren door elke pup goed aan te leggen en te verifiëren of hij drinkt. Je kan de pups voor en na het drinken wegen. 1g gewichtstoename per 2-5ml melk.
Als er een pup is die geen of onvoldoende colostrum wil of kan opnemen, kan serum van de moeder gegeven worden. Een pup heeft 22 ml serum/kg lichaamsgewicht nodig. De weg waarlangs het serum toegediend wordt, hangt af van het tijdstip van toediening van het serum. Indien binnen de 12u na de geboorte duidelijk is dat de pup geen colostrum kan of wil opnemen, kan het serum via een voedingssonde oraal gegeven worden. Na 12u wordt het serum subcutaan gegeven, in één keer of als de hoeveelheid te groot is in meerdere bolussen. Hoe beter de teef gevaccineerd is hoe meer antistoffen in het colostrum zullen zitten. Als de pups kunstmelk krijgen, zal de darm zich sneller sluiten voor deze antistoffen.
Een pup wordt geboren met een steriele darminhoud. Gedurende de eerste dagen van zijn leven moet een normale darmflora opgebouwd worden. Darmbewegingen komen op gang doordat de pup eet. Als hij dus niet eet liggen zijn darmen stil en kan de melk beginnen gisten. Dit is belangrijk om weten!
Diarree bij een pup die er niet ziek uitziet de eerste 2-3 weken, is meer dan waarschijnlijk nutritioneel. Bijvoorbeeld door te veel te drinken. De stoelgang is dan meestal erg bleek. Zorgen dat deze pup wat minder drinkt is hier dus de oplossing van het probleem.
Soms heeft een pup last van gasophoping in de darmen. Deze pup zal piepen, onrustig zijn en niet of minder willen zuigen. Hij heeft pijn door de krampen in zijn buik. Oorzaak kan een te lage temperatuur zijn geweest. Hierdoor kan, door gisting van de melk, gas ontstaan. Ook bacteriën en virussen kunnen gasvorming veroorzaken. Simethicone kan dit gas snel capteren en is dus handig bij pups met buikpijn. Resultaat is reeds na 10 minuten zichtbaar.
Voeding bij de pasgeboren pup:
Als de pups elke dag ongeveer 10% bijkomen gaat alles goed. Maar wat moeten we doen met een pup die niet wil eten? Deze komen snel in suiker tekort. Door het suiker tekort daalt hun hartslag, ze koelen af en ze gaan dood. We moeten dus iets doen!
Als de pup terug zijn normale temperatuur heeft en niet meer uitgedroogd is, kan voeding met de fles of sondevoeding gegeven worden. Het voordeel van flesvoeding is dat dit beter gecontroleerd kan worden. Melk van de teef blijft de beste voeding, maar soms kan men niet anders dan overgaan op kunstmelk. Sondevoeding wordt meest gebruikt bij pups die geen zuigreflex meer hebben. Altijd wordt eerst met de fles geprobeerd; indien de pup niet wil drinken kan overgegaan worden op sondevoeding. Het nadeel van sondevoeding is dat de pup niet voldaan wordt in zijn zuigbehoefte. Dit is echter niet belangrijk bij erg zieke pups. Overvoeding komt ook meer voor met sondevoeding.
Methode:
Afhankelijk van de grootte van de pup wordt een rubberen tube van 5 of 8 French gebruikt. De dikte van de tube moet stijgen als de pup groeit. Eerst wordt de lengte van de tube gemeten, van neus tot aan het einde van de ribbenboog. Op deze plaats wordt de tube gemarkeerd. Daarna wordt de pup recht gelegd met de kop gebogen. Als de tube wordt ingebracht met gestrekte hals is de kans groter dat deze in de luchtpijp terecht komt. De tube wordt zachtjes in de mond ingebracht tot de pup de sonde inslikt. De tube wordt verder opgeschoven tot het gemarkeerde punt (Figuur 6). Als de pup piept zit je zeker in de slokdarm. De melk moet lauw zijn. De gemiddelde capaciteit van de maag bij pasgeboren pups is 40 ml/kg. Voor de sonde verwijderd wordt, wordt de sonde best geknikt zodat geen melk in de trachea kan lopen bij het verwijderen van de sonde.
Een pup heeft een energiebehoefte van 20-26 kcal/100g per dag. De meeste commerciële melkvervangers hebben een energiegehalte van 1,0 kcal/ml. Een pup van ongeveer 400g bijvoorbeeld heeft een energiebehoefte van 4x23kcal= 92 kcal/d. Voor een melkvervanger met 1 kcal/ml betekent dit een dagelijks volume van 92 ml. De maximale comfortabele maaginhoud voor een pup van 400 g is 4 ml x 4,0= 16 ml. Om 92 ml per dag te kunnen geven, moeten 6 voedingen van ongeveer 15 ml gegeven worden.
Sondevoeding kan een alternatief zijn bij gezonde moederloze pups. Het is een snelle manier om al de pups uit het nest te voeden. Met de fles een groot nest voeden, is immers zeer arbeidsintensief gezien de behoefte aan zeer regelmatige voedingen. Sondevoeding kan hier dan erg tijdbesparend werken. In deze gevallen zal de zuigbehoefte van de pups niet voldaan zijn en bestaat de kans dat ze als alternatief aan elkaar beginnen te zuigen.
–Supplementen nuttig bij jonge pups:
– Omega3 en omega 6 vetzuren: zorgen voor een goede opbouw van het immuunstelsel en voor een gezonde huid en vacht.
– Ca gehalte: een juiste verhouding is zeer belangrijk bij de grotere rassen voor een juiste groei en ontwikkeling van de gewrichten. Voordeel van een korrel van een goed merk is dat dit zeker in orde zal zijn. Bij vers voer daarentegen is er weinig bewijs dat het kraakbeen en bot dat toegevoegd is, voldoende opneembaar is.
– Pups mogen niet te dik zijn, reeds in het nest zijn dikke pups meer voorbestemd om later ook sneller obees te worden. Er is een studie die aantoont dat de dikkere pups 15% minder lang leefden dan de magerdere nestgenoten. Wil dus niet per se een mooi ronde pup afleveren…
– Probiotica: kunnen gegeven worden tijdens de periode van spenen en verminderen de kans op diarree. Vooral probiotica die Enterococcus Feacium bevatten zijn nuttig rond de speenleeftijd (Fortiflora). Ze bevorderen de weerstand in de darm. Bij jongere pups zijn probiotica die lactobacillus, acidofillus en bifidus bevatten nuttig.